Knopengeschiedenis

Knopen zijn al zo oud als kleding. In de prehistorie en oude culturen zijn over de hele wereld zijn knopen gemaakt van steen, aardewerk, jade, git, been, hout, schelpen, silex, hoorn van rendier of van hert, ivoor, brons, zilver en goud. Ze werden gebruikt om puur praktische redenen of om te sieren, want zelfs een gewone knoop uit been was een versiering van het kledingstuk. Knopen van koningen waren luxueuzer, zoals de gouden en glazen knopen die gevonden werden in de graftombes van Mykene en rond de Middellandse Zeeculturen. Er zijn knopen die dateren uit de 16e eeuw voor Christus.

Vanaf de vijfde eeuw kende men ronde sluitingen, effen of versierd met geometrische motieven. Juweeltjes in goud, zilver, parelmoer en bergkristal. Soms versierd met kleurige stenen. Deze pracht en praal kende een achteruitgang als het eerste millennium naderde: het jaar 1000 werd als de fatale datum voor het einde van de mensheid voorgespiegeld. Maar als er niets spectaculairs gebeurt, vergeten het hof en de grote heren prompt alle doemen en penitenties van de onzekere tijden die waren voorspeld. De levensstandaard herstelde zich en dat uitte zich in rijk versierde kleding. Goud- en zilversmeden vervaardigden gespen en haken, spelden en broches in goud en zilver. De slotenmakers boden sluitingen aan, groot of klein maar dan in ijzer, tin en koper. Door de Kruistochten (11e-13e eeuw) werd de kunst om knopen te maken hier ingevoerd uit het Nabije Oosten.

Wanneer het gewoonte werd om de kledingstukken nauwer om het lichaam te dragen, werd de rol van knopen belangrijker. In de dertiende eeuw werd het mode om van pols tot elleboog nauw aansluitende mouwen te dragen zowel voor vrouwen als voor mannen. Er zijn prenten gekend waarop een rij van dichtbij elkaar geplaatste kleine knoopjes te zien zijn als mouw- en lichaamsversiering. En ook om praktische redenen want het alternatief was de mouwnaden elke morgen vastnaaien en ’ s avonds terug lostornen. Volgens de Kerk gingen de poorten van de hel open en knopen werden gecensureerd voor beide seksen. Enkel veters konden de ‘ onbetamelijkheid van kleding’ verhinderen.

Begin veertiende eeuw zijn er vrouwen die hun taille accentueren. De knopenmakers varen er wel bij; tot 38 knopen vooraan, 20 aan elke mouw, nog ééntje op een plooi, rond de halsuitsnijding, als juweel… Verschillende ambachtslui vervaardigden knopen: juweliers, emailleerders, koperslagers, speelgoedmakers, kunsthoutbewerkers. Ook paternostermakers maakten goedkope knopen uit simpele materialen zoals been en hoorn.

In de dertiende eeuw werden door de Heilige Lodewijk de bevoegdheden van de ambachten vastgelegd:

  • hoorn, been en ivoor werden gereserveerd voor de paternostermakers,
  • knopenmakers kregen de rechten op koper, messing en simpele materialen zoals been en hoorn,
  • de goudsmeden kregen edele metalen en glas.

Maar deze regeling bracht niet veel verheldering: simpele knopen uit hout of ijzer werden bedekt met een laagje stof waarrond sierlijk werd gevlochten, een techniek die passementerie wordt genoemd. Ook damasquinage, het inwerken van goud- of zilverdraad in ijzer of staal raakt bekend. Bergkristal en marmer verwerkt tot mozaïek werd geappreciëerd, maar goud is nummer één zowel voor knopen als voor juwelen. De goudsmid is koning.

Tijdens de Renaissance en het begin van de zestiende eeuw sierden knopen met (half)edelstenen de hoeden, lijfjes, mouwen en jassen van welgestelde heren en dames. Het waren kleine knopen met zilveren of gouden achtergrond, kunstig bewerkt, dikwijls geëmailleerd en bezet met parels, diamanten, robijnen, granaat, smaragden of bergkristal. De lagere klasse droeg knopen van been, hout, tin, koper, brons, leder, stof en mogelijk van glas.

Tijdens de vijftiende eeuw kennen onze streken een eerste vorm van industriële ontwikkeling o.a.. de boekdrukkunst. Ook ontstaan er markten ter gelegenheid van religieuze feesten. Daar konden de knopenmakers hun waren op grotere schaal verkopen. In de zestiende eeuw kent de emailleerkunst een heropleving. Deze techniek kende men al bij de oude Grieken in de veertiende eeuw voor Christus, en bestaat erin om verpulverde email (glaspoeder, al dan niet gekleurd) te laten smelten op een plat vlak. Men kan hierin een tekening aanbrengen met dunne metaaldraden (cloisonné) of met metaaloxides kleur aanbrengen, dan was het meer schilderen op email.

In de zeventiende eeuw waren de knopen aan vesten en herenmantels gewoonlijk klein, talrijk en even decoratief als functioneel, maar enkel voor mannen. Ze werden gebruikt om kledingstukken aan elkaar vast te maken op de manier die we nu nog kennen. Vrouwen sloten hun kledingstukken met veters, linten en haakjes.

Tot in de zeventiende eeuw waren knopen echte juweeltjes. De Schotse koningin Mary Stuart (1562 - 1568 ) bezat vele ‘ juweelknopen’ . Toen zij onthoofd werd in Fotheringay Castle, in Northamptonshire in 1587, droeg zij knopen in git en parel, vormgegeven als kleine eikels. (Kathryn merkte op: Mary, Queen of Scots was not executed in London. Queen Elizabeth did not want her rival anywhere near her center of power. She was also buried there. But in 1612, after her son, James, became King of England, he had her remains exhumed and had her interred in Westminster Abbey, ironically, very close to the tomb of Queen Elizbeth I.)

Voor de verzamelaars zijn deze oudste knopen zelden te vinden. Wat nog wel te vinden is, zijn de Hollandse zilveren knopen uit de zeventiende eeuw. Deze werden bevestigd met een agrafe (een staafje door het oog), zo konden ze voor verschillende kledingstukken dienen.

Tot het laatste kwart van de achttiende eeuw waren grote knopen in de mode. De Amerikaanse knopenverzamelaars noemen dit de ‘Golden Age’. Deze knopen zijn het summum van verfijndheid en vakmanschap. Miniatuurtjes, edelstenen, parelmoer, en niet te vergeten de cutsteels(met bewerkte metalen nagels) van Matthew Boulton en de Jasperwares van Josuah Wedgewood. Het was in die tijd ook niet ongewoon om knopen met een boodschap te dragen: liefdesbetuigingen, rouwknopen, grote gebeurtenissen (Montgolfier), zelfs politieke overtuiging, we denken dan o.a. aan de knopen met afbeeldingen van de Franse revolutie. De 18e Eeuwse knopen zijn nog te koop, maar ze zijn prijzig.

De grote sierknopenrage duurde tot ongeveer 1815. De volgende 35 jaar kreeg de knoop een meer functionele en bescheiden rol hoewel de kwaliteit en het vakmanschap onovertroffen was. Het dragen van knopen was een mannenzaak. Daarin kwam rond 1850 verandering toen een zekere Worth de kledingadviseur werd van de koningin van Frankrijk. Hij organiseerde privé mode samenkomsten en ontwierp patronen en de bijpassende stoffen. De fourniturenwinkels zoals Bon Marché openden hun deuren en zo werd mode toegankelijk voor het grote deel van de bevolking. De automatische naaimachine vergemakkelijkte het thuis vervaardigen van kleding.

Als de negentiende eeuw vorderde en tijdens de industriële revolutie nieuwe materialen werden uitgevonden en massaproductie opgang kende, ging de kwaliteit sterk achteruit.

In 1854 worden de Japanse havens opengesteld voor de handel, en kennen we in de jaren die erop volgen een golf van Japanse invloeden:

  • Satsuma’ s: porselein met een karakteristiek craquelé glazuur en met goudkorreltjes
  • Japanlak of Chinalak, een natuurlijk hars, had een groot succes
  • Invoer van vermiljoenrood
  • Zilver, email, inleg met parelmoer in Oosterse motieven

Deze invloed duurt tot 1960.

Na Lodewijk XIV, de Zonnekoning heeft niemand een grotere impact gehad op de knopenindustrie als koningin Victoria van Engeland. Na de dood van prins Albert in 1861, droeg zij enkel juwelen en knopen in git als teken van rouw. En dit gedurende 25 jaar. Die knopen en juwelen werden op grote schaal nagemaakt in zwart glas, wat veel goedkoper was voor het gewone volk. Het glas werd gesmolten en geperst in stalen matrijzen in veel verschillende motieven. Men kan dezelfde modellen terugvinden in metaal en gekleurd glas.

Het is ook de periode van de picture buttons; knopen met afbeeldingen van opera’ s, fabels, toneelstukken, kindertekeningen (Kate Greenaway), vogels, bloemen… en dit alles in verschillende maten en materialen, de techniek om mallen te maken was immers zodanig verbeterd dat dit mogelijk was.

Tijdens de negentiende eeuw kwam de glas-industrie tot bloei in Noord- Italië en Bohemen. Op het einde van de negentiende eeuw kende het zilverwerk een opmars in Engeland. Grote zilveren knopen met een grote halfedelsteen werden gedragen om een cape of mantel te sluiten. Deze ‘ gay ninetees’ zijn erg gezocht.

Naast industriële ontdekkingen, ontdekkingsreizen, kunststromingen e.a. is er na 1850 ook de (dames)mode die een grote impact heeft op de knopenindustrie.

Voor de knopen uit de Art Nouveau (1890-1920) wordt veel zilver gebruikt, naast hoorn, schildpad, email en glas. We kennen allemaal het sierlijke lijnenspel en de vrouwenfiguren, karakteristiek voor de Art Nouveau-stroming. In tegenstelling tot de Art Deco (1910-1940) waarvoor meer glas, kunststof en glanzend metaal werden gebruikt. Hier zien we meer geometrische figuren, 1918 is de grens die knopenverzamelaars hanteren om te spreken van oude of moderne knopen.

Van de moderne knopen kunnen we vermelden dat in 1920 de hemdsknoopjes op de markt kwamen in de vorm waarin we ze nu nog steeds kennen.

  • 1940: doorzichtig glas,
  • 1920- 1930: houtimitatie (Burwood en Syroco),
  • 1910- 1950: bakeliet in kleuren, bakeliet (een fenolhars) werd in 1907 ontwikkeld door een Amerikaan van Belgische origine: Leo Baekelandt
  • 1930: halfdoorzichtig glas, plexiglas wat o.a. ook gebruikt werd voor de vervaardiging van voorruiten voor vliegtuigen
  • na de tweede wereldoorlog: gekleurd glas, kinderknoopjes
  • In de jaren zestig: metaal gecombineerd met kunststof

Naast de massaproductie van knopen zijn er in de Haute Couture knopenontwerpers die op vraag van de Couturiers op beperkte schaal knopen en gespen ontwerpen. Een grote Madame die heeft bijgedragen om de originaliteit in de knopenmakerij nieuw leven in te blazen is Elza Schiaparelli. Enkele namen van kunstenaars die voor haar werkten; Jean Clément, André Molco, Jean Schlumberger, François Hugo, Lucien Weingott, Line Vautrin, Jean-Pierre Roger, Hélène Méchin, Monique Ogier, Henri Hamm, Léa Stein e.a. Deze knopen zijn zeer gegeerd bij knopenverzamelaars. Op dit vlak heeft Loïc Allio baanbrekend werk geleverd door de uitgave van zijn boek ‘Boutons’, waarin de nadruk ligt op knopen van deze artiesten en kunstenaars.

Na de opkomst van de wasmachine, evolueerde de vraag naar knopen naar knopen die wasmachine- en droogkastbestendig zijn, dus plastiek met twee of vier gaatjes, zoals we ze nu algemeen op onze kleding aantreffen.

© Griet Van Ranst - Deze tekst werd gebaseerd op informatie uit: The big book of buttons, E. Hughes en M. Lester - Boutons, T. Gandouet - Buttons, N. Fink en M. Ditzler - Boutons, L. Allio